We waren dit weekeinde even op pad. Op de Veluwe, in een hotel tussen Putten en Garderen. Letterlijk in het midden van het Speulder- en Sprielderbos.
Beetje wandelen, beetje fietsen, beetje nietsen. Dat werk. Heel gezellig met z’n tweetjes.
Ik was niet voor het eerst in deze omgeving: een halve eeuw geleden (letterlijk!) was Putten één van de eerste vakantiebestemmingen die ik me min of meer bewust herinner. Ik was bijna zeven jaar. Geruststellende gedachte: het Speulder- en Sprielderbos leek me sinds 1963 niet wezenlijk veranderd en ook het Solsche Gat was uiteraard nog aanwezig. Deze pingoruïne / leemgroeve is prachtig, daar niet van. Maar je perspectief wordt toch anders, na vijftig jaar. Lieden die als een bezetene op een terreinfiets door dit natuurfenomeen raggen lijken me een meer recente toevoeging.
De zandpaden zijn nog zandpad. Alleen is, met Europese subsidie, het schelpenfietspaadje langs de Arnhemse Karweg kennelijk recent verbeterd. Je fietst nu plezierig op beton. Maar toch, het knersen van een schelpenpad onder je fietsbanden is één van de mooiste geluiden ter wereld…