Categoriearchief: Blog

Hortillonnages

De stad Amiens beschikt over een fraaie gotische kathedraal, een binnenstad met pittoreske doorkijkjes, een prachtig museum en het woonhuis van de auteur Jules Verne. Een toeristentrekker van een wat ongewoner soort bevindt zich pal naast het centrum: de hortillonnages.

Een complex van vele tientallen eilandjes. Deels zijn ze ingericht als volkstuintje, met bloemen en groenten en fruit, andere echt als moestuin en bij sommige laat de onderhoudstoestand te wensen over, met een groene oase als eindresultaat.

Je kunt rond de tuintjes fietsen of wandelen, maar dat geeft maar een heel beperkt beeld. Het merendeel van de eilandjes is uitsluitend over water te bereiken. Voor een tientje kun je ook worden rondgevaren; en zo kom je op plaatsen binnen dit eilandenrijk waar je te voet echt niet komt. Een gids neemt je mee op een platboomde fluisterschuit die een replica is van de schuiten waarmee de tuinders in het verleden hun waren naar de markt brachten. 

Watervogels, wilgen en soms bijzonder bloemrijke tuinen trekken aan je voorbij op zo’n tocht. Het water is glashelder en de vissen zwemmen rond de boot. De geluiden van de stad dringen er niet door, uitgezonderd de klokken van de kathedraal, een kilometer verderop. En de sirenes van de hulpdiensten. 

Share

Een kalksteengrot

Het plaatsje Naours in Noord-Frankrijk afficheert de plaatselijke bezienswaardigheid als ‘ondergrondse stad’. Dat is nogal een overstatement voor het overigens bijzonder boeiende complex van kalksteengrotten.

De kalksteenwinning, begonnen voor de 15e eeuw, had vooral als doel om landbouwgrond met de kalk te verbeteren. Allengs werd het aldus ontstane complex zo groot dat het hele dorp er in kon schuilen in tijden van nood. Er waren verblijfsruimten gecreëerd voor mensen en dieren, een kapel, een feestzaal en andere ruimten die een redelijk comfortabel verblijf ondergronds mogelijk moesten maken.

De plaatselijke abt, ene Danicourt, had belangstelling voor de archeologie. Hij vond de ingang van de in de loop der jaren in de vergetelheid geraakte grotten terug aan het einde van de 19e eeuw, en maakte het complex toegankelijk voor publiek. Hij mocht belangstellenden graag zelf rondleiden – bij kaarslicht, en organiseerde er zelfs een ondergronds internationaal archeologisch congres. In de Eerste en Tweede Wereldoorlog namen militairen het complex in gebruik en krasten hun namen in de zachte steen. In een kleine expo heeft men een flink aantal van die aangetroffen namen uit de Eerste Wereldoorlog weten te combineren met een foto van de militair in kwestie, met een beschrijving van de militaire loopbaan. 

De rondleiding door Abt Danicourt is overgenomen door de vriendelijke damesstem van een audiotour, met een mild Vlaams accent. Bezoekers krijgen niet alleen een audiotour, maar ook een helm: geen overbodige luxe, want sommige doorgangen in de grotten zijn erg laag. 

Het grottencomplex wordt gecompleteerd door een expositie van oude ambachten; buiten is er voor kinderen nog een klimbos.

Share

Louvre Lens

Voormalige mijnbouwstreken hebben meer dan eens een wat deprimerend karakter. Het stadje Lens in Noord-Frankrijk vormt daar geen uitzondering op. Nog even los van de vrijwel volledig verwoesting in de Eerste Wereldoorlog en de niet altijd even liefdevolle herbouw, ademt het stadje de sfeer van economische neergang. Met uitzicht op achtergebleven bergen mijnsteen, een vroegere schachtbok en oude mijnkarretjes in de publieke ruimte. (Een klein bergje mijnsteen in een plaatselijk park is hoopvol omgekat tot uitzichtspunt, met, inderdaad, fraai uitzicht.)

In 2012 heeft men de streek een boost willen geven door een voormalig mijnterrein te veranderen in een museum. En niet zomaar een museum: het is een dependance van het Louvre, in een fraai landschapspark. Japanse architecten (bureau SANAA), een landschapsarchitect van naam (Catherine Mosbach), en een bijzonder eindresultaat. 

Er is doorgaans een thematische tentoonstelling, maar juist ten tijde van ons bezoek werd de tentoonstelling gewisseld. De permanente collectie heet ‘Tijdgalerij’, is gratis te bezoeken en een bijzondere museale ervaring.

Waar de meeste musea kiezen voor een thematische aanpak (‘volg de bordjes naar de 17e eeuwse meesters’ ) staan hier alle geëxposeerde voorwerpen in één enorme ruimte. De expositie meandert er min of meer doorheen; alles op strikt chronologische volgorde. Je wordt bij de entree van de expositieruimte geconfronteerd met prehistorische artefacten, en je gaat via Mesopotamië, Egypte, Romeinse Rijk, Middeleeuwen etc. richting de 19e eeuw.  Het heden wordt in de belendende glazen zaal vertegenwoordigd door een hedendaagse kunstenaar, in ons geval de Braziliaanse textielkunstenaar Sonia Gomes. 

Bij de keuze van de werken is bepaald niet kinderachtig gedaan: een Egyptische sfinxencorridor, vier werken van Arcimboldo op een rij, Rembrandt…

Het gebouw zelf draagt bij aan de bijzondere ervaring. De enorme expositiezaal is van binnen en van buiten bekleed met mat roestvrij staal, waardoor in het interieur licht en tentoongestelde voorwerpen worden weerspiegeld. Het geeft een idee van enorme ruimte.

De kelder biedt ruimte aan een depot waar kunstwerken ogenschijnlijk wat rommelig zijn opgeslagen. Alleen achter glas te zien.

Lens ligt niet helemaal naast de deur maar het museum is een omweg zeker waard.

Share

In een rare broek rondjes sjokken…

Min of meer bij toeval stuitte ik op een boekbespreking die ik in 2009 voor het MCL-personeelsblad schreef, over het boek ‘Lichamelijke Oefening’ van Midas Dekkers. Dit boek is, sinds ik het in handen kreeg, veruit mijn favoriete sportboek. Ik herplaats deze boekbespreking dan ook met veel genoegen op mijn blog.


Het is alweer een tijdje geleden verschenen, het uiterst onderhoudende boek ‘Lichamelijke oefening’ van Midas Dekkers. Een wetenschappelijk onderbouwd pleidooi tegen sportverdwazing. Want, stelt Dekkers, van sporten word je niet gezonder en leef je niet langer. Ondanks aanmoediging tot sportbeoefening van overheid en werkgevers houdt Dekkers het hoofd koel. Hoogopgeleid zijn. Dát is bepalend voor een lang en gezond leven.

Heeft Dekkers gelijk? Tja, uit geheel onverwachte hoek kreeg Midas Dekkers steun. Hoogopgeleide mensen leven 6 tot 7 jaar langer dan laagopgeleide mensen. Het verschil in het aantal levensjaren waarin mensen de gezondheid als goed ervaren, bedraagt zelfs 16 tot 19 jaar volgens een persbericht van het CBS op 17 november 2008.

Als scholier al was Dekkers verbijsterd dat gymnastiek tot de verplichte vakken behoorde. Dat klinkt als muziek in de oren van degenen wier schooltijd werd verpest door de hel van de gymles: steevast als laatste in het team gekozen worden, hoongelach als je iets niet kon. Nee, sport haalt lang niet altijd het beste in de mens boven.

Sport is een vinding van de laatste anderhalve eeuw, stelt Dekkers. In een adem door maakt hij duidelijk hoe sport werd misbruikt door onder andere de meest verwerpelijke totalitaire regimes van de 20e eeuw. Sport is onmiskenbaar verbonden met oorlog. Sport is onnatuurlijk ook, vindt bioloog Dekkers. Dieren sporten niet. Van fitnesscentra moet hij maar weinig weten. Daar wordt vooral energie verspild aan allerhande rare apparaten die nergens toe dienen. Je kunt, volgens Dekkers, net zo goed een houtzagerij gebruiken voor meer lichaamsbeweging. Natuurlijk zonder motorische ondersteuning. Moet je eens kijken hoeveel calorieën je er doorheen jast.

Dat je ook plezier in sport kunt hebben wil er bij Dekkers niet echt in. Illustraties van grimmig kijkende sumoworstelaars en boksers die fikse klappen in hun gelaat krijgen ondersteunen dat denkbeeld. Het gaat immers om winnen. Sport bestaat bij de gratie van die éne winnaar, maar de vele duizenden verliezers, daar is geen aandacht voor.

De puffende en zwetende jogger in een fout pak, de wielrenner in een veel te kleurrijke uitmonstering, de fitnesser die op zijn loopband geen steek vooruit komt: ze krijgen ongenadig uit de zak. Marathons lopen is volstrekt tegennatuurlijk. Beoefenaren van duur- en krachtsporten worden moeiteloos ondergebracht onder de freaks. Sportblessures leiden tot veel ellende en hoge maatschappelijke kosten, maar daar hoor je bijna nooit iets over.

Is Dekkers een iezegrim? Nee- ‘Lichamelijke Oefening’ is gewoon een erg leuk boek. Dekkers’ mild cynische schrijfstijl, zijn honderden anekdotes en voorbeelden staan garant voor uren leesplezier. En voor de wetenschappers is er ook nog eens een flink bronnenapparaat, want bioloog Dekkers onderbouwt zijn verhaal voorbeeldig.

En natuurlijk is Midas Dekkers niet tegen bewegen. Gewoon, geregeld op de fiets naar je werk, af en toe een flinke wandeling, dat is mooi genoeg. Maar in een rare broek rondjes sjokken – nee, dat liever niet.

Share

Bezoek eens een botanische tuin

Als de ontwikkelingen binnen de geopolitiek, de werkdruk of de resultaten van je favoriete voetbalclub te wensen over laten, heb ik een advies: bezoek een botanische tuin. Je komt er tot rust en je geniet. Wij bezoeken met een zekere regelmaat op vakantie én in eigen land een botanische tuin. En eigenlijk zijn we nooit teleurgesteld.

Het aantal bezoekers is overzichtelijk en de aanwezigen zijn doorgaans voorkomend en vriendelijk. Zo’n tuin biedt, afhankelijk van het seizoen, een prachtig overzicht van planten en bomen uit alle werelddelen. In veel gevallen is er een tropische kas waarin de bananenplant zelden ontbreekt, of een woestijnkas met cactussen. Een rotstuin met planten uit het hooggebergte. Een moeras met bijbehorende vegetatie. Er zijn palmen, waterlelies uit de eigen regio en vaak ook de enorme waterlelies uit het Amazonegebied. Bonsaiboompjes, heemtuinen, volières, aquaria, speelgelegenheid, kunstwerken, insectenhotels en insectenetende planten, fijne bankjes, soms een klein natuurmuseum: – het is een enorme rijkdom die je zómaar voorgeschoteld krijgt. Bijna altijd is er gezorgd voor natuur- en milieu-educatie met borden of exposities. De toegangsprijs meestal erg vriendelijk en vaak kun je een botanische tuin gratis bezoeken (in eigen land meer dan eens op vertoon van de museumkaart).

Een botanische tuin, of hortus botanicus, vindt meestal zijn oorsprong in de universiteit ter plekke. In verleden eeuwen hadden artsen op het gebied van geneesmiddelen eigenlijk alleen fytotherapie te bieden, en uiteraard moesten artsen verstand hebben van de werking van de planten die ze gebruikten om zo goed mogelijk genezing te bewerkstelligen. Kennis van geneeskrachtige planten hoorde dus tot de studie.

Medicijnen worden nu vooral lang chemische weg vervaardigd, maar de universiteitstuinen zijn gebleven. Die in Padua is de oudste aan een universiteit gelieerde botanische tuin, sinds 1545 gehuisvest op zijn oorspronkelijke locatie. En het is een heel mooie hortus, zie foto hierboven.

Alleen al in Nederland zijn er niet minder dan 25 botanische tuinen. We kunnen dus nog even vooruit. Niet dat we nou zo deskundig zijn op het gebied van alles wat groeit en bloeit, integendeel zelfs, maar ook zonder detailkennis kun je er enorm van genieten. De afgelopen jaren hebben we niet minder dan 34 botanische tuinen bezocht. Van Zweden tot Madeira, van Wales tot Polen. Daartussen zitten een paar ‘buitenbeentjes’ die stiekem geen botanische tuin zijn maar wel erg de moeite waard, zoals de Tuinen van Appeltern en de Ecokathedraal in Mildam.

En gelukkig hebben we foto’s!

Share

Hoe oud is dat plaatje?

Een deel van mijn tijd besteed ik, als vrijwilliger, aan het uitzoeken en beschrijven van een machtige hoeveelheid beeldmateriaal van mijn oude werkgever, het Medisch Centrum Leeuwarden. Het beeldarchief is overgedragen aan het Historisch Centrum Leeuwarden en een flink deel is zelfs al in de beeldbank opgenomen.

Ongeveer duizend foto’s, een stuk of twintig fotoalbums – van het meeste wist ik in grote trekken wel wat het was en wat het voorstelde, en speuren in jaargangen personeelsbladen leidde in veel gevallen tot een redelijk nauwkeurige datering. Dat is wel zo handig in een openbaar archief – je streeft immers naar betrouwbare openbare informatie.

Toen de foto’s en de albums waren beschreven kwam de vrijwilligerscoördinator met nóg een leuke verrassing: een paar archiefdozen stampvol kleinbeelddia’s. En wat voor dia’s! Fotografen in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw hebben alle hoeken van Diakonessenhuis, Triotel en Bonifatius Hospitaal vastgelegd, en gelukkig herken ik van de laatste twee ziekenhuizen waar de foto’s zijn genomen. (Bij het Diakonessenhuis stond het in priegelige letters op de diaraampjes…) Hele series dia’s die ik eerst weer bij elkaar heb gezocht – het was een janboel, maar dat was op te lossen.

Maar de juiste datering van onbekende foto’s en dia’s is wel een vak apart. Haardracht, kleding, nummerborden en types van auto’s geven vaak wel een globale indicatie. Soms kun je het relateren aan de bouwgeschiedenis die je in beeld ziet. Heel soms heb je geluk en hangt er op de achtergrond een kalender waarop het jaartal leesbaar is.

En soms zit het in kleine dingen. Een foto van het ziekenhuiswinkeltje. Zonder beschrijving, maar er hangt een poster van de Floriade Zoetermeer op de toonbank. Die was in 1992. Mooi, dat is dan duidelijk. Een dia van een man met een krant. De datum op de krant is niet scherp genoeg, maar de kop ‘Lijndienst Londen per watervliegtuig’ is leesbaar. Een speurtocht via Delpher bracht aan het licht dat de Telegraaf op 31 december 1985 dit verhaal bracht. En vandaag weer een hele serie dia’s van het Triotel uitgezocht. Op een foto van een kantoortje ligt een goed gebruikt postcodeboek redelijk pontificaal in beeld. Het postcodeboek werd in 1978 uitgebracht. Dan weet je in ieder geval zeker dat zo’n serie dia’s niet van vóór dat jaar kan zijn. Nu de einddatum nog uitzoeken. Misschien zit er nog ergens een dia met een krant, kalender of poster tussen.

Share

Zweven

De industriestad Wuppertal in Duitsland kan bogen op een bezienswaardigheid waar maar weinig andere steden over beschikken: de zweeftrein (Schwebebahn). Met de camper onderweg in Duitsland kwamen we op 23 september in de omgeving van Wuppertal terecht en ik vond dat een ritje met dit onalledaagse middel van openbaar vervoer niet mocht ontbreken. Het is de langste hangende monorail ter wereld (13 kilometer) en tevens de oudste – de eerste treinen reden rond 1900.

Wuppertal is dichtbebouwd en is vooral heuvelachtig, ter weerszijden van de rivier de Wupper. Toen er aan het einde van de 19e eeuw vraag kwam naar meer vervoersmogelijkheden ontbrak daarvoor de ruimte – tenzij je de loop van de rivier zou gebruiken. De Duitse ingenieur Eugen Langen ontwierp een hangende monorail. De treinen rijden op één gewone spoorstaaf, aan een constructie van honderden beeldbepalende overspanningen, vooral boven de rivier.

Als je deze monorail pakt: zorg dat je een plekje achterin de trein te pakken krijgt. Een panoramaraam geeft een goed beeld van de omgeving. Het is niet duur: een dagkaart voor twee personen kost € 12,50 (niet vergeten af te stempelen). De Schwebebahn brengt je langs het centrum van Wuppertal, de dierentuin, de botanische tuin en nog meer bezienswaardigheden.

En dan dit: de trein bungelt. Je hangt scheef in de bocht en op de stations zie je dat de trein heen en weer gaat. Veilig is het wel.

De trein rijdt goeddeels boven de rivier, maar een deel van het traject is boven de straat. Je kijkt zo op de eerste etages naar binnen. Na afloop van ons bezoek aan Wuppertal kruiste ik met de camper het spoor van de Schwebebahn. Van rechts kwam in volle vaart een trein aangedenderd. Ik had al bijna de voet op het rempedaal toen ik me realiseerde dat de trein letterlijk op een ander niveau zat. We passeerden elkaar moeiteloos. Ik gok erop dat inwoners van Wuppertal er wel aan gewend zijn.

 

Share

Heilzame tuinen

Ik kwam, alweer een tijdje terug, een beetje via een omweg in contact met Meindert van Dijk. Hij is een groot natuurliefhebber en gids bij natuurwandelingen. Hij zocht informatie over beelden in de tuinen van het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL). Specifieke informatie die het MCL niet direct voorhanden had. Ook het Historisch Centrum Leeuwarden (HCL) kon hem niet helpen. Maar aangezien ik als als oud-MCL’er nu als vrijwilliger bij het HCL actief ben, kreeg ik de vraag van Van Dijk doorgespeeld.

Ik weet niet alles van de geschiedenis van het MCL, maar wel wát, en ik kon de vragen tot op zekere hoogte beantwoorden. Van Dijk bleek bezig met een weinig alledaags project: een boek over de tuinen van het MCL. Een bijzonder initatief met een heel bijzondere aanleiding.

Van Dijk werd als patiënt in het MCL opgenomen in isolatie, maar wél in een isolatiekamer met uitzicht op één van de binnentuinen van de laagbouw, het vroegere Triotel. En voor hem, als natuurliefhebber, hielp die groene omgeving hem enorm in een moeilijke periode. Familie zette een drinkschaal voor vogels in de tuin, waar een groot aantal vogelsoorten gebruik van maakte. Van Dijk legde deze taferelen vast met zijn camera.

Van Dijk en ik hebben heel wat mails uitgewisseld – ik kon vaak licht werpen op vragen rond de geschiedenis van het Leeuwarder ziekenhuis. Ik was op zeker moment zelfs een van de proeflezers van zijn boek. Een hele eer.

Op 12 september was de presentatie van het boek ‘Heilzame Tuinen’ onderdeel van een symposium in het MCL onder de titel ‘Heilzaam Groen’. Een reeks deskundigen kwam met onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat een groene omgeving goed is voor het welbevinden en voor het genezingsproces. Zo bleek er een significant verschil in welbevinden en opnameduur tussen patiënten die een zelfde ingreep hadden ondergaan maar in het ziekenhuis hadden uitgekeken op een blinde muur ten opzichte van patiënten met uitzicht op een tuintje. Planten buiten maar ook binnen maken in de zorg dus nogal verschil voor de patiënt. En als echte planten niet kunnen, dan kunnen zelfs afbeeldingen van een groene omgeving de patiënt helpen.

Het boek zelf is een uitgebreide inventarisatie van alle groen rond het MCL, met werkelijk schitterende foto’s, én een historisch perspectief. Het Triotel bijvoorbeeld, één van de voorgangers van het MCL, beschikte over een schitterende heemtuin, waar patiënten soms met bed en al naar toe werden gereden.

Het is wel bijzonder – ik heb ruim dertig jaar in het MCL gewerkt, maar het Van Dijk is er met zijn boek in geslaagd om een kant van het MCL te beschrijven die mij – en vele andere MCL’ers – eigenlijk nooit echt was opgevallen – het MCL als ‘natuurgebied’.

En, óók wel bijzonder – het boek beschrijft het MCL zoals het was ongeveer op het tijdstip dat ik met pensioen ging. Het MCL staat aan de vooravond van grote bouwplannen en dat is ook nodig om goede zorg te kunnen blijven leveren. Sinds mijn vertrek bij het MCL in 2022 zijn al hele gebouwdelen gesloopt (zoals het vroegere Bornia Herne) en over een jaar of wat bestaat het ziekenhuis zoals ik het kende, eigenlijk niet meer. Gelukkig is bij de nieuwbouwplannen ook alle aandacht voor een groene omgeving, inclusief een daktuin voor de Intensive Care.

Voor wie een natuurboek wil lezen dat buiten de gebaande paden treedt door in een stadsomgeving een ziekenhuisterrein als natuurgebied te beschrijven, is dit boek een aanrader. En het is ook een aanrader voor iedereen die op een of andere manier een band heeft, of heeft gehad, met het MCL. Op de website www.mcltuinen.nl staat meer informatie; het boek is daar ook te bestellen. En je kunt je via de site ook aanmelden voor (jawel!) natuurwandelingen rond het ziekenhuis.

[Foto: Meindert van Dijk (rechts) wordt tijdens de boekpresentatie geïnterviewd door Gerard Akkerman van het MCL.]

Share

Industriekultur 2

Als camperaars van zekere leeftijd mogen wij graag een reisbestemming dicht bij huis kiezen waar je een paar dagen plezierig tussen het groen kunt fietsen. Zo kwamen wij een lang weekend in het Ruhrgebied terecht.

Wacht even. Ruhrgebied? Rokende schoorstenen, zware industrie en enorme vervuiling in een grauwe omgeving? Ons reisgidsje meldde dat dát toch echt een beeld uit het verleden was. En het klopte. Het Ruhrgebied heeft vandaag de dag nog steeds genoeg industrie en andere bedrijvigheid, maar de kolenmijnen, hoogovens en veel andere zware industrie zijn al tientallen jaren gesloten. Reusachtige installaties van de zware industrie kregen monumentenstatus en het stempel ‘Industriekultur’, en staan imposant weg te roesten temidden van weelderige plantengroei. Veel van die industrieterreinen zijn herbestemd: ze hebben een museale functie gekregen, en kregen functies die variëren tussen pretpark, kantoren, festivalterrein, stadspark en natuurgebied. Over de vroegere mijnen worden nu foldertjes gepubliceerd waarin je kunt lezen hoe de natuur de oude installaties overneemt: exotische planten, vogels en vleermuizen in de in onbruik geraakte gebouwen en velerlei insecten die de spontaan ontstane begroeiing bevolken.  De souvenirhandel biedt onder meer fotoboeken uit de glorietijd van de industrie, met afbeeldingen van stoere mijnwerkers, eerderbedoelde rokende schoorstenen en grauwe woonkazernes. De toeristen-T-shirts dragen de mijnwerkersgroet ‘Glück Auf!’. Maar veel meer dan dat herinnert er niet aan het feit dat het ooit een van de zwaarst geïndustrialiseerde en vervuilde gebieden van Europa was.

Veel spoorlijnen, ooit aangelegd voor kolentransport en andere industriële doelen zijn herbestemd als fietspad en horen deels tot het netwerk van ‘Radschnellwege’ waarvan wordt beweerd dat je sneller op je bestemming bent dan met de auto in deze grote metropool. Het aardige van die fietspaden is dat je je nauwelijks realiseert dat je in een stedelijk gebied bent. De fietspaden worden omzoomd door groen – waarbij de Japanse Duizendknoop helaas in veel gevallen de boventoon voert.

De stad zelf is natuurlijk nooit ver weg en zo konden we een groene fietstocht combineren met een (gratis!) bezoek aan Museum Folkwang in Essen – een schitterende collectie hedendaagse kunst, zodat we cultuur en natuur mooi konden combineren. En niet te vergeten Margarethenhöhe – een arbeiderswijk met hooggestemde idealen. We bleken -althans deels- de voetsporen van de Van Rossems te hebben gevolgd.

We waren al eerder aangenaam verrast door de herbestemde zware industrie en deze hernieuwde kennismaking zal vermoedelijk niet onze laatste zijn. Ik kan het aanbevelen!

Share

Fijn met de stoomtrein

Op 8 juni 2024 bestond de Oosterspoorweg precies 150 jaar en dat werd door betrokken organisaties en gemeenten luister bijgezet met bijzondere treinritten over het traject Hilversum – Baarn – Amersfoort – Utrecht Maliebaan (Spoorwegmuseum). Voor de gelegenheid was een stoomtrein gehuurd van de Veluwsche Stroomtrein Maatschappij (VSM), die normaal gesproken museumritten met vooral Duitse stoomlocomotieven organiseert op een eigen traject tussen Apeldoorn en Dieren.

Maar deze stoere stoomlocs van VSM zijn ook toegerust om ook op het Nederlandse hoofdspoornetwerk te kunnen rijden. Op 8 juni konden genodigden een ritje maken met deze bijzondere trein. Nu had ik een uitnodiging gekregen (lang verhaal…) en ik kon tot mijn vreugde plaats nemen op de harde banken van een derdeklaswagon uit vervlogen tijden. Zo’n wagon zonder airconditioning maar met schuiframen waardoor je, uit het raam geleund, de stoomwolken van de locomotief kunt opsnuiven.

Stoomtractie heeft zijn charme – in ieder geval voor mij, maar dat geldt zeker ook voor hele horden spoorwegliefhebbers. Naast de baan stonden bij elke overweg, op elk viaduct en op elk station werkelijk tientallen belangstellenden met een hele batterij camera’s. De eerste resultaten zijn op YouTube te zien. De stoomtrein tufte er met een vaartje van z’n 75 km/uur langs.

In de trein had men zich de moeite getroost om niet alleen met stoomtractie de oude tijd te laten herleven. Uiteraard vrijwilligers als spoorwegpersoneel, in kostuums uit de jaren ‘50. Ook een grote groep uiteenlopende figuranten in kostuums van een eeuw geleden bevolkte  de trein, en ze speelden met verve hun rol. Zoals een ongeletterde ‘boer’ die met de trein op weg was naar zijn zuster in Amsterdam (‘Ze woont op de Geldersekade, maar aan de goede kant hoor!’). Maar bij gebrek aan leesvaardigheid moest de man bij voortduring aan medepassagiers vragen of hij wel in de goede trein zat, wat er nou op zijn kaartje stond, en een milde ontreddering was zijn deel toen hij op het Maliebaanstation in Utrecht arriveerde.

Op andere stations was onder meer voorzien in een static show van bijzondere locomotieven en treinstellen, er klonk muziek en het was overal een drukte van belang.

De laatste échte NS-stoomtrein in Nederland reed in 1958 en ik heb die tijd dus niet bewust meegemaakt. Misschien juist daarom was het zo ontzettend aardig om deze feestrit te kunnen meemaken. Wat mij betreft is het 151-jarig bestaan van deze spoorlijn minstens zo’n goede gelegenheid om nóg eens met stoom op het hoofdspoor te rijden.

 

Share