Auteursarchief: Frits Mostert

Opereren in de bestuurskamer

Ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat ik op mijn 69e nog eens mijn debuut zou maken als auteur van een echt boek. Nu heb ik ongeveer mijn hele werkzame leven een belangrijk deel van mijn tijd besteed aan allerlei schrijverij: eindeloos veel artikelen voor personeelsbladen, persberichten, nieuwsbrieven, websiteberichten, brieven en mails enzovoorts.

Ongeveer een jaar geleden vroeg bestuurslid Patrick Vink van Frisius MC me of ik er wat voor voelde om een boek te schrijven over de geschiedenis van de van oorsprong zes ziekenhuizen die sinds 1 januari 2025 samen Frisius MC vormen. Ik hoefde niet lang over mijn ‘ja’ na te denken.

De samenloop van omstandigheden was dat de oudste rechtstreekse voorloper van Frisius MC, het Stadsziekenhuis in Leeuwarden, tweehonderd jaar eerder het licht zag. Een soort jubileumboek dus. Alle medewerkers krijgen het in december 2025 als een extraatje bij hun kerstpakket.

Nu had ik altijd al belangstelling gehad voor de bedrijfsgeschiedenis van (toen nog) MCL, en ik had daar al eerder een filmpje over gemaakt en verschillende praatjes over gehouden, dus ik zat al wat in de materie. En het was trouwens niet de eerste keer dat ik een bedrijfsgeschiedenis heb geschreven: bij het 75-jarig bestaan van Woningbouwvereniging De Dageraad, lang, lang geleden mijn werkgever, was ik ook al eens de archieven en de jaarverslagen ingedoken. 

Het is gewoon erg leuk werk – stapels archieven doorworstelen op zoek naar een goed verhaal. Uitgangspunt bij het boek was – voor mij althans – dat het ook lekker leesbaar moest zijn én vooral met heel veel afbeeldingen.

Er zijn heel veel ziekenhuizen die hun geschiedenis hebben beschreven. Frisius MC is een samenstelling van niet minder dan zes ziekenhuizen: drie in Leeuwarden, twee in Harlingen, een in Heerenveen. Dat maakte de klus extra interessant en ook wel iets gecompliceerder.

Mag ik nog eens benadrukken dat het archiefwezen in dit land van een hoog niveau is, én dat allerlei archieven zich beijveren om stukken digitaal beschikbaar te maken? De website van Historisch Centrum Leeuwarden was onder meer voor de foto’s een belangrijke bron voor de geschiedenis van de Leeuwarder ziekenhuizen. Ook veel ander archiefmateriaal is online te vinden.

Je komt al schrijvende de meest bizarre zaken tegen: patiënten die weken- en wekenlang in het ziekenhuis verblijven – die vandaag de dag misschien alleen de polikliniek zouden bezoeken. Arbeidsomstandigheden die naar huidige maatstaven volkomen onvoorstelbaar zijn. Primitieve en onhygiënische toestanden in de 19e eeuw. Vrijgevestigde artsen en confessionele ziekenhuizen die elkaar om het leven beconcurreerden (en niet op kwaliteit). Behandelmethoden die gelukkig verdwenen zijn zoals de lighal voor TBC-lijders. Eén bizar feit werd de titel: ‘opereren in de bestuurskamer’. Dat was in het Stadsziekenhuis in Leeuwarden ooit werkelijkheid. De bestuurskamer werd in de 19e eeuw ook voor een handvol ‘operatiën’ per jaar gebruikt.

Het is een kloek boek geworden, maar als je de fusieperikelen, willige en onwillige bestuurders, hardwerkende verpleegkundigen, innovatieve artsen, verbouwingen en verbeteringen, bijzondere behandelmethoden en nog veel meer echt recht wil doen, dan kun je alleen al voor Frisius MC een middelgrote encyclopedie vullen. En het moest wel leesbaar en handzaam blijven. Dus ik moest keuzes maken.

Wat viel verder op? Het feit dat je een geschiedenisboek schrijft waarbij je een deel van die geschiedenis – de laatste ruim 30 jaar – zelf hebt meegemaakt. De hulp van zeer velen: bij het samenstellen van het boek, het regelen van foto’s, het proeflezen, en vooral het vertrouwen van de kant van de Raad van Bestuur van Frisius MC. In het bijzonder gewaardeerd: de samenwerking met Willemijn van Dam en andere (oud-)collega’s van de communicatieafdeling van Frisius MC, met vormgeefster Christien Munters, met Bert Dekker van Dekker Creatieve Media & Druk. Het maakte het hele proces tot een bijzondere ervaring – bekroond met het moment dat je het eindproduct in handen krijgt, en vooral de boekpresentatie op 10 december, in het Leeuwarder stadhuis, met bestuursvoorzitter Erica Schaper van Frisius MC, locoburgemeester Gijs Jacobse en andere hoofdrolspelers in de totstandkoming van het boek. 

Ik hoop maar dat veel lezers het boek net zo leuk gaan vinden als ik.

De boeken zijn vanaf dinsdag 16 december 2025 verkrijgbaar bij onderstaande adressen; een zeer significant deel van de opbrengst uit de verkoop gaat naar de Stichting Vrienden van Frisius MC, die mooie dingen voor patiënten doet. Daar word ik extra blij van! 

  • Boekwinkel Boek & Zo in Frisius MC Leeuwarden
  • Brasserie Z!N in Frisius MC Heerenveen
  • Boekhandel Binnert Overdiep Heerenveen
  • Van der Velde Boeken Leeuwarden, Harlingen, Dokkum, Drachten en Sneek 
  • Historisch Centrum Leeuwarden

[Foto: vlnr Bert Dekker van Dekker Creatieve Media & Druk, Erica Schaper, bestuursvoorzitter Frisius MC, Gijs Jacobse, locoburgemeester, Frits Mostert, auteur, Christien Munters, vormgever Projectkracht C, Willemijn van Dam, Bedrijfskundig Manager Communicatie en Marketing Frisius MC.]

Share

De Dageraad

Het woningcomplex van De Dageraad in Amsterdam-zuid, van architecten Michel de Klerk en Piet Kramer, is een van de mooiste voorbeelden van de architectuur van de Amsterdamse School. Golvende daken, torentjes op het centrale plein, verticale vlakken dakpannen, allerlei soorten baksteen in de meest uiteenlopende metselverbanden en zelfs de voegen hebben een kleur die overeenstemt met de kleur van de baksteen. Je komt ogen tekort.

Het was het eerste woningproject van de Amsterdamse Woningstichting De Dageraad. In 1922 was het complex voltooid – op een terrein en een stratenplan dat oorspronkelijk bedoeld was voor een ziekenhuis. 

Ik ken het nog uit de tijd dat ik werkte bij de Amsterdamse Woningbouwvereniging De Dageraad, van 1983 tot 1991. Ik was daar onder meer verantwoordelijk voor communicatiezaken. 

Mijn Dageraad-ervaring van vele jaren geleden was voor mij ook een reden om het Dageraadmuseum te willen bezoeken dat sinds enkele jaren in een van de oorspronkelijke winkelpanden is gevestigd. Het is een dependance van het grotere museum in dat andere toonaangevende Amsterdamse Schoolcomplex: Het Schip. Prijzenswaardig detail: op het museum in de Burgemeester Tellegenstraat hangt de rode vlag aan de vlaggenstok. De Dageraad was immers sterk geworteld in de sociaaldemocratie. 

Het museumpand zelf is betrekkelijk klein – informatie over de architecten, over Plan Zuid (ontworpen door Berlage) en dergelijke. Er is een aardig ingerichte kamer in de stijl van rond 1925. 

Het eigenlijke museum, hield de (vrijwillige) gids ons  voor, is veel groter dan het winkelpand: namelijk het woningcomplex zelf. En daar had-ie gelijk in. Tijdens een rondleiding wees hij het groepje geïnteresseerden in zijn kielzog vol enthousiasme  op de bijzondere details waarmee de architecten de volkswoningbouw naar een hoger plan wilden tillen en een bijzonder esthetisch geheel creëerden. Balkonnetjes die nauwelijks méér zijn dan een fraaie architectonische toevoeging, ze zijn niet echt functioneel. Uitbouwen die de aanblik van het complex completeren, maar waarvan je je afvraagt of de bewoner die überhaupt kan gebruiken. Op de nok van een van de daken: de haan die de rode dageraad kraait, die je ook ziet in het logo dat de architecten ontwierpen voor de woningstichting. Golvende baksteenelementen, erkertjes in trappenhuizen en uitkragingen die er eigenlijk alleen maar voor het mooi zijn. Het Rijksmonument (sinds 1974) wordt uiteraard gewoon bewoond. 

Ik dacht dat ik wel wat van het complex van De Dageraad afwist, maar een deskundige gids  biedt absoluut meerwaarde en laat je zaken zien die je anders misschien volstrekt zou missen. Zoals het bibliotheekgebouw (‘leeszaal’) in de Coöperatiehof, ter verheffing van het volk.

Ik heb voor de zekerheid nog eens de geschiedenis  van De Dageraad nagelezen die ik in 1991 schreef bij het 75-jarig bestaan van De Dageraad. Hier als download (pdf, ca. 7 mb), zie pagina’s 5-10.

Share

Een schitterende mislukking

Als je in Noord-Frankrijk rondreist met de camper ontkom je er als goedwillende toerist niet aan om een of meer gotische kathedralen te bezoeken. Het noorden van Frankrijk is een streek waar de gotische bouwkunst zijn absolute hoogtepunt bereikte. Middeleeuwse bisdommen beconcurreerden elkaar: wie zou de mooiste, grootste, rijkst versierde kathedraal kunnen bouwen?

Bij een bezoek aan zo’n kathedraal duizelt het je soms van de hoogte, de luchtbogen, het gebrandschilderd glas, de eindeloze hoeveelheid beelden, de omvang van het bouwwerk dat met veel vakmanschap maar met middeleeuwse gereedschappen tot stand werd gebracht. Geen wonder dat er soms eeuwen aan werd gebouwd – maar dan heb je ook wat.

Gelukkig hebben de meeste kathedralen de tands des tijds, oorlogsgeweld en soms ondeskundige restauraties redelijk goed overleefd. Soms zie je nog een middeleeuwse bezuinigingspost in beeld: bijvoorbeeld twee torens van verschillende hoogte.

In veel gevallen is de gotische kathedraal de vervanger van een eerder bouwwerk dat er nu uiteraard niet meer is. 

In de stad Beauvais hebben ze een vrij unieke situatie. Men wilde de hoogste gotische kathedraal van de hele streek bouwen, als vervanging van een romaanse kerk uit de tiende eeuw. Ze begonnen met het koor van de kerk. Het oude romaanse kerkje bleef zo lang nog in gebruik. En, ere wie ere toekomt, het koor is qua hoogte onovertroffen. Alleen – in 1284, dus niet zo lang na de voltooiing van het koor in 1272, stortte een deel in en was herstel nodig. 

Ook de toren moest hoger worden dan alle andere. Omdat de kerk eigenlijk nog maar half af was, werd een vieringtoren gebouwd, op de kruising van koor en transept. Een toren die meer dan 150 meter hoog is geworden. Ook de toren, voltooid in 1569, was maar een vrij kort leven beschoren – na vier jaar stortte de toren in.

In 1573 gooiden de bouwers de handdoek in de ring.
Aan het schip van de kerk, die de hoogste, grootste en mooiste in zijn soort had moeten worden, zijn ze nooit echt toegekomen.
En dat resulteerde in een bijzondere situatie.
Op de plaats waar het schip van de kerk had moeten komen staat nu nog steeds een deel van het tiende-eeuwse romaanse kerkje waarvoor de machtige gotische kathedraal in de plaats zou komen. En dat leidt tot het bizarre beeld van een eenvoudig stokoud kerkje, een bouwkundige dwerg, dat aansluit op het reusachtige, misschien wel meest indrukwekkende gotische koor van de wijde omgeving.

En zelfs het interieur van dat indrukwekkende gotische koor wordt ontsierd door enorme houten stutten. Er zit werking in het gebouw, ontdekte men aan het einde van de 20e eeuw.

Share

Hortillonnages

De stad Amiens beschikt over een fraaie gotische kathedraal, een binnenstad met pittoreske doorkijkjes, een prachtig museum en het woonhuis van de auteur Jules Verne. Een toeristentrekker van een wat ongewoner soort bevindt zich pal naast het centrum: de hortillonnages.

Een complex van vele tientallen eilandjes. Deels zijn ze ingericht als volkstuintje, met bloemen en groenten en fruit, andere echt als moestuin en bij sommige laat de onderhoudstoestand te wensen over, met een groene oase als eindresultaat.

Je kunt rond de tuintjes fietsen of wandelen, maar dat geeft maar een heel beperkt beeld. Het merendeel van de eilandjes is uitsluitend over water te bereiken. Voor een tientje kun je ook worden rondgevaren; en zo kom je op plaatsen binnen dit eilandenrijk waar je te voet echt niet komt. Een gids neemt je mee op een platboomde fluisterschuit die een replica is van de schuiten waarmee de tuinders in het verleden hun waren naar de markt brachten. 

Watervogels, wilgen en soms bijzonder bloemrijke tuinen trekken aan je voorbij op zo’n tocht. Het water is glashelder en de vissen zwemmen rond de boot. De geluiden van de stad dringen er niet door, uitgezonderd de klokken van de kathedraal, een kilometer verderop. En de sirenes van de hulpdiensten. 

Share

Een kalksteengrot

Het plaatsje Naours in Noord-Frankrijk afficheert de plaatselijke bezienswaardigheid als ‘ondergrondse stad’. Dat is nogal een overstatement voor het overigens bijzonder boeiende complex van kalksteengrotten.

De kalksteenwinning, begonnen voor de 15e eeuw, had vooral als doel om landbouwgrond met de kalk te verbeteren. Allengs werd het aldus ontstane complex zo groot dat het hele dorp er in kon schuilen in tijden van nood. Er waren verblijfsruimten gecreëerd voor mensen en dieren, een kapel, een feestzaal en andere ruimten die een redelijk comfortabel verblijf ondergronds mogelijk moesten maken.

De plaatselijke abt, ene Danicourt, had belangstelling voor de archeologie. Hij vond de ingang van de in de loop der jaren in de vergetelheid geraakte grotten terug aan het einde van de 19e eeuw, en maakte het complex toegankelijk voor publiek. Hij mocht belangstellenden graag zelf rondleiden – bij kaarslicht, en organiseerde er zelfs een ondergronds internationaal archeologisch congres. In de Eerste en Tweede Wereldoorlog namen militairen het complex in gebruik en krasten hun namen in de zachte steen. In een kleine expo heeft men een flink aantal van die aangetroffen namen uit de Eerste Wereldoorlog weten te combineren met een foto van de militair in kwestie, met een beschrijving van de militaire loopbaan. 

De rondleiding door Abt Danicourt is overgenomen door de vriendelijke damesstem van een audiotour, met een mild Vlaams accent. Bezoekers krijgen niet alleen een audiotour, maar ook een helm: geen overbodige luxe, want sommige doorgangen in de grotten zijn erg laag. 

Het grottencomplex wordt gecompleteerd door een expositie van oude ambachten; buiten is er voor kinderen nog een klimbos.

Share

Louvre Lens

Voormalige mijnbouwstreken hebben meer dan eens een wat deprimerend karakter. Het stadje Lens in Noord-Frankrijk vormt daar geen uitzondering op. Nog even los van de vrijwel volledig verwoesting in de Eerste Wereldoorlog en de niet altijd even liefdevolle herbouw, ademt het stadje de sfeer van economische neergang. Met uitzicht op achtergebleven bergen mijnsteen, een vroegere schachtbok en oude mijnkarretjes in de publieke ruimte. (Een klein bergje mijnsteen in een plaatselijk park is hoopvol omgekat tot uitzichtspunt, met, inderdaad, fraai uitzicht.)

In 2012 heeft men de streek een boost willen geven door een voormalig mijnterrein te veranderen in een museum. En niet zomaar een museum: het is een dependance van het Louvre, in een fraai landschapspark. Japanse architecten (bureau SANAA), een landschapsarchitect van naam (Catherine Mosbach), en een bijzonder eindresultaat. 

Er is doorgaans een thematische tentoonstelling, maar juist ten tijde van ons bezoek werd de tentoonstelling gewisseld. De permanente collectie heet ‘Tijdgalerij’, is gratis te bezoeken en een bijzondere museale ervaring.

Waar de meeste musea kiezen voor een thematische aanpak (‘volg de bordjes naar de 17e eeuwse meesters’ ) staan hier alle geëxposeerde voorwerpen in één enorme ruimte. De expositie meandert er min of meer doorheen; alles op strikt chronologische volgorde. Je wordt bij de entree van de expositieruimte geconfronteerd met prehistorische artefacten, en je gaat via Mesopotamië, Egypte, Romeinse Rijk, Middeleeuwen etc. richting de 19e eeuw.  Het heden wordt in de belendende glazen zaal vertegenwoordigd door een hedendaagse kunstenaar, in ons geval de Braziliaanse textielkunstenaar Sonia Gomes. 

Bij de keuze van de werken is bepaald niet kinderachtig gedaan: een Egyptische sfinxencorridor, vier werken van Arcimboldo op een rij, Rembrandt…

Het gebouw zelf draagt bij aan de bijzondere ervaring. De enorme expositiezaal is van binnen en van buiten bekleed met mat roestvrij staal, waardoor in het interieur licht en tentoongestelde voorwerpen worden weerspiegeld. Het geeft een idee van enorme ruimte.

De kelder biedt ruimte aan een depot waar kunstwerken ogenschijnlijk wat rommelig zijn opgeslagen. Alleen achter glas te zien.

Lens ligt niet helemaal naast de deur maar het museum is een omweg zeker waard.

Share

In een rare broek rondjes sjokken…

Min of meer bij toeval stuitte ik op een boekbespreking die ik in 2009 voor het MCL-personeelsblad schreef, over het boek ‘Lichamelijke Oefening’ van Midas Dekkers. Dit boek is, sinds ik het in handen kreeg, veruit mijn favoriete sportboek. Ik herplaats deze boekbespreking dan ook met veel genoegen op mijn blog.


Het is alweer een tijdje geleden verschenen, het uiterst onderhoudende boek ‘Lichamelijke oefening’ van Midas Dekkers. Een wetenschappelijk onderbouwd pleidooi tegen sportverdwazing. Want, stelt Dekkers, van sporten word je niet gezonder en leef je niet langer. Ondanks aanmoediging tot sportbeoefening van overheid en werkgevers houdt Dekkers het hoofd koel. Hoogopgeleid zijn. Dát is bepalend voor een lang en gezond leven.

Heeft Dekkers gelijk? Tja, uit geheel onverwachte hoek kreeg Midas Dekkers steun. Hoogopgeleide mensen leven 6 tot 7 jaar langer dan laagopgeleide mensen. Het verschil in het aantal levensjaren waarin mensen de gezondheid als goed ervaren, bedraagt zelfs 16 tot 19 jaar volgens een persbericht van het CBS op 17 november 2008.

Als scholier al was Dekkers verbijsterd dat gymnastiek tot de verplichte vakken behoorde. Dat klinkt als muziek in de oren van degenen wier schooltijd werd verpest door de hel van de gymles: steevast als laatste in het team gekozen worden, hoongelach als je iets niet kon. Nee, sport haalt lang niet altijd het beste in de mens boven.

Sport is een vinding van de laatste anderhalve eeuw, stelt Dekkers. In een adem door maakt hij duidelijk hoe sport werd misbruikt door onder andere de meest verwerpelijke totalitaire regimes van de 20e eeuw. Sport is onmiskenbaar verbonden met oorlog. Sport is onnatuurlijk ook, vindt bioloog Dekkers. Dieren sporten niet. Van fitnesscentra moet hij maar weinig weten. Daar wordt vooral energie verspild aan allerhande rare apparaten die nergens toe dienen. Je kunt, volgens Dekkers, net zo goed een houtzagerij gebruiken voor meer lichaamsbeweging. Natuurlijk zonder motorische ondersteuning. Moet je eens kijken hoeveel calorieën je er doorheen jast.

Dat je ook plezier in sport kunt hebben wil er bij Dekkers niet echt in. Illustraties van grimmig kijkende sumoworstelaars en boksers die fikse klappen in hun gelaat krijgen ondersteunen dat denkbeeld. Het gaat immers om winnen. Sport bestaat bij de gratie van die éne winnaar, maar de vele duizenden verliezers, daar is geen aandacht voor.

De puffende en zwetende jogger in een fout pak, de wielrenner in een veel te kleurrijke uitmonstering, de fitnesser die op zijn loopband geen steek vooruit komt: ze krijgen ongenadig uit de zak. Marathons lopen is volstrekt tegennatuurlijk. Beoefenaren van duur- en krachtsporten worden moeiteloos ondergebracht onder de freaks. Sportblessures leiden tot veel ellende en hoge maatschappelijke kosten, maar daar hoor je bijna nooit iets over.

Is Dekkers een iezegrim? Nee- ‘Lichamelijke Oefening’ is gewoon een erg leuk boek. Dekkers’ mild cynische schrijfstijl, zijn honderden anekdotes en voorbeelden staan garant voor uren leesplezier. En voor de wetenschappers is er ook nog eens een flink bronnenapparaat, want bioloog Dekkers onderbouwt zijn verhaal voorbeeldig.

En natuurlijk is Midas Dekkers niet tegen bewegen. Gewoon, geregeld op de fiets naar je werk, af en toe een flinke wandeling, dat is mooi genoeg. Maar in een rare broek rondjes sjokken – nee, dat liever niet.

Share

Bezoek eens een botanische tuin

Als de ontwikkelingen binnen de geopolitiek, de werkdruk of de resultaten van je favoriete voetbalclub te wensen over laten, heb ik een advies: bezoek een botanische tuin. Je komt er tot rust en je geniet. Wij bezoeken met een zekere regelmaat op vakantie én in eigen land een botanische tuin. En eigenlijk zijn we nooit teleurgesteld.

Het aantal bezoekers is overzichtelijk en de aanwezigen zijn doorgaans voorkomend en vriendelijk. Zo’n tuin biedt, afhankelijk van het seizoen, een prachtig overzicht van planten en bomen uit alle werelddelen. In veel gevallen is er een tropische kas waarin de bananenplant zelden ontbreekt, of een woestijnkas met cactussen. Een rotstuin met planten uit het hooggebergte. Een moeras met bijbehorende vegetatie. Er zijn palmen, waterlelies uit de eigen regio en vaak ook de enorme waterlelies uit het Amazonegebied. Bonsaiboompjes, heemtuinen, volières, aquaria, speelgelegenheid, kunstwerken, insectenhotels en insectenetende planten, fijne bankjes, soms een klein natuurmuseum: – het is een enorme rijkdom die je zómaar voorgeschoteld krijgt. Bijna altijd is er gezorgd voor natuur- en milieu-educatie met borden of exposities. De toegangsprijs meestal erg vriendelijk en vaak kun je een botanische tuin gratis bezoeken (in eigen land meer dan eens op vertoon van de museumkaart).

Een botanische tuin, of hortus botanicus, vindt meestal zijn oorsprong in de universiteit ter plekke. In verleden eeuwen hadden artsen op het gebied van geneesmiddelen eigenlijk alleen fytotherapie te bieden, en uiteraard moesten artsen verstand hebben van de werking van de planten die ze gebruikten om zo goed mogelijk genezing te bewerkstelligen. Kennis van geneeskrachtige planten hoorde dus tot de studie.

Medicijnen worden nu vooral lang chemische weg vervaardigd, maar de universiteitstuinen zijn gebleven. Die in Padua is de oudste aan een universiteit gelieerde botanische tuin, sinds 1545 gehuisvest op zijn oorspronkelijke locatie. En het is een heel mooie hortus, zie foto hierboven.

Alleen al in Nederland zijn er niet minder dan 25 botanische tuinen. We kunnen dus nog even vooruit. Niet dat we nou zo deskundig zijn op het gebied van alles wat groeit en bloeit, integendeel zelfs, maar ook zonder detailkennis kun je er enorm van genieten. De afgelopen jaren hebben we niet minder dan 34 botanische tuinen bezocht. Van Zweden tot Madeira, van Wales tot Polen. Daartussen zitten een paar ‘buitenbeentjes’ die stiekem geen botanische tuin zijn maar wel erg de moeite waard, zoals de Tuinen van Appeltern en de Ecokathedraal in Mildam.

En gelukkig hebben we foto’s!

Share

Hoe oud is dat plaatje?

Een deel van mijn tijd besteed ik, als vrijwilliger, aan het uitzoeken en beschrijven van een machtige hoeveelheid beeldmateriaal van mijn oude werkgever, het Medisch Centrum Leeuwarden. Het beeldarchief is overgedragen aan het Historisch Centrum Leeuwarden en een flink deel is zelfs al in de beeldbank opgenomen.

Ongeveer duizend foto’s, een stuk of twintig fotoalbums – van het meeste wist ik in grote trekken wel wat het was en wat het voorstelde, en speuren in jaargangen personeelsbladen leidde in veel gevallen tot een redelijk nauwkeurige datering. Dat is wel zo handig in een openbaar archief – je streeft immers naar betrouwbare openbare informatie.

Toen de foto’s en de albums waren beschreven kwam de vrijwilligerscoördinator met nóg een leuke verrassing: een paar archiefdozen stampvol kleinbeelddia’s. En wat voor dia’s! Fotografen in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw hebben alle hoeken van Diakonessenhuis, Triotel en Bonifatius Hospitaal vastgelegd, en gelukkig herken ik van de laatste twee ziekenhuizen waar de foto’s zijn genomen. (Bij het Diakonessenhuis stond het in priegelige letters op de diaraampjes…) Hele series dia’s die ik eerst weer bij elkaar heb gezocht – het was een janboel, maar dat was op te lossen.

Maar de juiste datering van onbekende foto’s en dia’s is wel een vak apart. Haardracht, kleding, nummerborden en types van auto’s geven vaak wel een globale indicatie. Soms kun je het relateren aan de bouwgeschiedenis die je in beeld ziet. Heel soms heb je geluk en hangt er op de achtergrond een kalender waarop het jaartal leesbaar is.

En soms zit het in kleine dingen. Een foto van het ziekenhuiswinkeltje. Zonder beschrijving, maar er hangt een poster van de Floriade Zoetermeer op de toonbank. Die was in 1992. Mooi, dat is dan duidelijk. Een dia van een man met een krant. De datum op de krant is niet scherp genoeg, maar de kop ‘Lijndienst Londen per watervliegtuig’ is leesbaar. Een speurtocht via Delpher bracht aan het licht dat de Telegraaf op 31 december 1985 dit verhaal bracht. En vandaag weer een hele serie dia’s van het Triotel uitgezocht. Op een foto van een kantoortje ligt een goed gebruikt postcodeboek redelijk pontificaal in beeld. Het postcodeboek werd in 1978 uitgebracht. Dan weet je in ieder geval zeker dat zo’n serie dia’s niet van vóór dat jaar kan zijn. Nu de einddatum nog uitzoeken. Misschien zit er nog ergens een dia met een krant, kalender of poster tussen.

Share

Zweven

De industriestad Wuppertal in Duitsland kan bogen op een bezienswaardigheid waar maar weinig andere steden over beschikken: de zweeftrein (Schwebebahn). Met de camper onderweg in Duitsland kwamen we op 23 september in de omgeving van Wuppertal terecht en ik vond dat een ritje met dit onalledaagse middel van openbaar vervoer niet mocht ontbreken. Het is de langste hangende monorail ter wereld (13 kilometer) en tevens de oudste – de eerste treinen reden rond 1900.

Wuppertal is dichtbebouwd en is vooral heuvelachtig, ter weerszijden van de rivier de Wupper. Toen er aan het einde van de 19e eeuw vraag kwam naar meer vervoersmogelijkheden ontbrak daarvoor de ruimte – tenzij je de loop van de rivier zou gebruiken. De Duitse ingenieur Eugen Langen ontwierp een hangende monorail. De treinen rijden op één gewone spoorstaaf, aan een constructie van honderden beeldbepalende overspanningen, vooral boven de rivier.

Als je deze monorail pakt: zorg dat je een plekje achterin de trein te pakken krijgt. Een panoramaraam geeft een goed beeld van de omgeving. Het is niet duur: een dagkaart voor twee personen kost € 12,50 (niet vergeten af te stempelen). De Schwebebahn brengt je langs het centrum van Wuppertal, de dierentuin, de botanische tuin en nog meer bezienswaardigheden.

En dan dit: de trein bungelt. Je hangt scheef in de bocht en op de stations zie je dat de trein heen en weer gaat. Veilig is het wel.

De trein rijdt goeddeels boven de rivier, maar een deel van het traject is boven de straat. Je kijkt zo op de eerste etages naar binnen. Na afloop van ons bezoek aan Wuppertal kruiste ik met de camper het spoor van de Schwebebahn. Van rechts kwam in volle vaart een trein aangedenderd. Ik had al bijna de voet op het rempedaal toen ik me realiseerde dat de trein letterlijk op een ander niveau zat. We passeerden elkaar moeiteloos. Ik gok erop dat inwoners van Wuppertal er wel aan gewend zijn.

 

Share