Ons wereldrijk

Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar. Een citaat dat wordt toegeschreven aan Winston Churchill. En met een kern van waarheid.

De Nederlandse geschiedenis zoals die op school wordt opgedist, in het bijzonder onze koloniale geschiedenis, wordt in de Canon van de geschiedenis vooral beschreven vanuit Nederlandse optiek. Op zich begrijpelijk.

Bij de voorstelling ‘Ons Wereldrijk’ van Hotel Modern en Arthur Sauer, die we op 11 januari 2020 bezochten, is het vertelperspectief nadrukkelijk omgedraaid. Drie verhalen uit ‘De Oost’ (Ambon, Banda, Java), verteld uit het oogpunt van de oorspronkelijke bewoners. Die kregen opeens te maken met onverwacht en niet altijd zachtzinnig bezoek van Portugezen, Hollanders en Engelsen.

De geschiedenis vanuit het oogpunt van de ander is  soms confronterend. (Zijsprong: ik werd zo’n 15  jaar geleden als toerist rondgeleid door het mooie Duitse stadje Soest. Niet ver daar vandaan bevindt zich de Möhnetalsperre, die in 1943 met succes werd gebombardeerd door de Britse ‘dambusters’. Ook overigens in WO2 veel oorlogsschade. De Duitse gids sprak zonder blozen over de geallieerden als ‘Der Feind’.)

Terug naar Hotel Modern. Het vertelperspectief omdraaien is één ding. Deze theatermakers brachten de geschiedenis tot leven met een onwaarschijnlijk decor. Kartonnen huisjes, ogenschijnlijk gemaakt van materiaal uit de dozenhoek van de supermarkt. Maar met veel liefde, dat wel. Een oerwoud dat, als je van heel dichtbij keek, bestond uit plastic planten uit een knakenwinkel. En honderden mensfiguurtjes van ijzerdraad, karton en kinderklei, niet groter dan mijn pink. Waarbij de Indonesiërs werden weergegeven met een menselijk gezicht, de Europeanen met een schaapskop, vorsten als een vogel.

Met macrocamera’s, projectie van het camerabeeld, live muziek en geluidseffecten en een vertelstem kwam het onwaarschijnlijke decor op het beeldscherm groots tot leven. Tegelijkertijd zag je de acteurs live  in de weer met camera en poppetjes in de omvangrijke mini-wereld. 

Ook hier een omgekeerd perspectief: de kleine poppetjes illustreerden een groot en meeslepend verhaal. Je wéét dat het zich in miniatuur afspeelt, maar zo voelt het niet op het grote scherm. Geschiedenis als een bijzonder verhaal en zonder jaartallen. Ga dat zien zolang het nog kan. Klik hier voor de speellijst.

 

Share

De penning van opa

In een hoekje van zolder met persoonlijke parafernalia woont een oud tabaksblikje, waar ooit ‘City Baai’ van Van Nelle in heeft gezeten. Al sinds jaren huisvest het blikje een bonte verzameling diversen: speldjes van het verkeersexamen van de lagere school, medailles van schoolwandeltochten, en een opvallende bronzen penning met een doorsnede van 4 cm. De “Prof. Dr. Karl Landsteinerpenning”.

De penning is een erfstuk van mijn opa, de vader van mijn moeder. De penning werd tot 1944 gebruikt als blijk van waardering voor bloeddonoren. Karl Landsteiner, besnord en streng, was een arts die de bloedgroepen ontdekte en daarmee de basis legde voor succesvolle bloedtransfusie.

Mijn opa bezocht de bloedbank geregeld als donor, mijn vader deed dat trouwens ook. En ik kom er ook vaak, voor plasmaferese. Kopje koffie, wat lekkers erbij, een vriendelijk woord van de altijd opgewekte donatie-assistente. Bij een donatiejubileum krijg je nog steeds een blijk van waardering. De Landsteinerpenning heeft plaatsgemaakt voor meer prozaïsche en praktische zaken: een badhanddoek, een mok, een waterkan.

Deze week (om precies te zijn op 14 juni 2019) is het weer wereldbloeddonordag. Sanquin introduceert voor de gelegenheid het woord ‘bloedgabbers’: mensen die je hebben geïnspireerd om bloeddonor te worden, of met wie je iets deelt op het gebied van bloed- of plasmadonatie. Of mensen die ik op míjn beurt heb overgehaald om donor te worden. Wie is het? Mijn opa? Mijn vader? Of de collega die ik over de streep heb getrokken om ook te doneren? Nee.

Die bloedgabbers van mij ken ik helemaal niet. Dat zijn de mensen die in het dagelijks leven transfusiebloed of bloedproducten zoals stollingsfactor of andere medicijnen nodig hebben, en waarvan ik de grondstof gemakkelijk kan missen. Kankerpatiënten, verkeersslachtoffers, mensen met brandwonden of hemofilie. Daar doe je het voor. 35 donaties redden één mensenleven, zegt Sanquin op zijn website. Die bloedgabbers zijn keurig anoniem, behalve dan degenen die hun verhaal op de website of in het blad van Sanquin delen. Dat zijn behoorlijke heftige verhalen door heel gewone mensen.

Als plasmadonor mag je wat vaker doneren. Ik ga al aardig in de richting van 250 keer. Statistisch heb ik inmiddels zo’n zeven levens gered. Die bloedgabbers kan ik zomaar op straat of in de supermarkt tegenkomen, zonder dat ik ze ken of dat ze mij kennen.

Levens redden. Zonder superheldenstatus, maar met een kopje koffie en een roze koek op een comfortabele donatiestoel. Levens redden is een makkie. Veel mensen kunnen het Ik zeg: als je het kunt: doen! Klik hier om de test te doen en je aan te melden!

Share

Het kerkhof bij nacht

In mediterrane gebieden, en niet alleen daar, worden de doden herdacht met bloemen en een kaarsje op het graf. Op onze recente vakantiebestemming Cyprus bestaat deze gewoonte ook. Met het verschil dat in plaats van kaarsen, olielampjes bij de graven worden geplaatst, vaak in een speciale uitsparing in het grafmonument.

Die lampjes branden doorlopend. De nabestaanden vullen de olie geregeld bij, getuige ook de vele achteloos weggeworpen olieflessen die de begraafplaats van het dorpje Koilani ontsieren.

Overdag bij volle zon vallen de lampjes amper op. Maar ’s nachts zorgt het licht van de tientallen lampjes voor een bijzonder effect. De dodenakker wordt er bijna feestelijk van.

Bij windstilte is rond de begraafplaats wel doorlopend een vage petroleumwalm aanwezig.

 

Share

Verdeelde stad

Een verkeersweg tussen twee delen van een oude stadsmuur. Dat is in menige oude stad niet echt bijzonder.

In Nicosia zou het ook amper opvallen. Alleen: aan de linkerkant zijn de Turkse en Turks-Cypriotische vlag te zien, rechts de Griekse en de Grieks-Cypriotische vlag. Verder prikkeldraad, hekken, de suggestie van militaire aanwezigheid.

De laatste stad in Europa die verdeeld wordt door een muur, beweert het toeristengidsje. Elders in de stad: straten die worden afgesloten door met beton gevulde oliedrums, een straatje waar een muur dwars overheen gaat.

De grens mist het raffinement dat de Muur van de DDR kenmerkte, maar overeenkomsten zijn er zeker. Het niemandsland, de ‘green line’ wordt bewaakt door VN-soldaten. Een enkele kat scharrelt er rond, maar daar blijft het bij.

Verboden gebieden, afschrikwekkende bordjes, een soldaat die van afstand bars te kennen geeft dat foto’s maken toch écht niet de bedoeling is.

Als toerist kom je trouwens zonder veel problemen van de ene kant naar de andere kant. Met een beetje pech (dat hadden wij) een wachttijd van een ruim halfuur voor een politiecontrole waarbij verveelde functionarissen aan Griekse en Turkse zijde je paspoort aan een soort scanner toevertrouwen en jou amper een blik waardig gunnen.

Maar wat een verschil binnen één stad! De Griekse kant is van Europese allure met bekende grote winkelketens, aan de Turkse kant loop je een soort klein-Turkije binnen met een veelheid van winkeltjes, compleet met stoepiers.  (Neringdoenden die passanten aanspreken zo van ‘mooie koopjes’ of ‘u kunt hier lunchen’.)

De verdeling van de stad dateert al uit de jaren zestig; de verdeling van Cyprus in een Griekse en een Turkse republiek in de jaren ’70 heeft de verdeling een stevige status quo gegeven en de onderhandelingen gaan met een slakkengang. Het nationalistisch vlagvertoon gaat ver. Letterlijk. Op zo’n twaalf kilometer van Nicosia heeft de Turkse republiek een enorme Noord-Cypriotische vlag op een heuvel aangebracht. 10 hectare, pakweg 12 voetbalvelden. Daarnaast staat een in navenante lettergrootte uitgevoerde tekst van Kemal Atatürk, dat het fijn is om Turk te zijn. ’s Nachts is de vlag ook te zien: lampjes maken er een reusachtige lichtreclame van, die zichtbaar is op grote afstand. De vlag is niet te missen en in de wijde omgeving te zien, met name vanaf de invalswegen van Nicosia. De Grieks-Cyprioten ervaren de vlag, niet helemaal onbegrijpelijk, als een provocatie.


Een toeristische uitzichttoren in Grieks Nicosia biedt niet alleen een mooi zicht op de stad. Er wordt ook een filmpje gedraaid met mooie en minder mooie plaatjes van de stad en zijn lange  historie.

Alleen die vermaledijde vlag op de heuvel blijft in de film zorgvuldig buiten beeld.

Een verdeelde stad zit soms in de details.

Share

Een trein duwen

Het is inmiddels zo’n 25 jaar geleden. Ik durf het nu wel aan om het aan de openbaarheid prijs te geven.

Begin jaren ’90. Ik had een cursusavond in Utrecht achter de rug en was met de trein op weg terug naar Leeuwarden. We waren de Friese hoofdstad al dicht genaderd toen de trein in het donker, midden tussen de weilanden, een onverwachte noodstop maakte. Misschien was de machinist vergeten om op tijd de ‘dodemansknop’ te bedienen, en dan stopt de trein vanzelf. Dat gebeurt wel eens vaker. Meestal zet het treinstel zich daarna snel weer in beweging. Je hoort soms nog onderdrukt gemopper over de intercom, maar verder niks aan de hand.

Nu moet u weten – in Fryslân heb je een paar kleine beweegbare spoorbruggen. Bij die kleine spoorbruggen heb je een onderbreking van de bovenleiding. Goedkoper en gemakkelijker, vermoedelijk. En zo’n trein merkt er niks van. Die rolt écht wel door als-ie een meter of vijftig zonder stroom zit.

Behalve…

Mijn trein, met maar één stroomafnemer, was bij de onverwachte stop uitgerekend op het kleine stroomloze stuk tot stilstand gekomen. En dan kun je als machinist doen wat je wilt, zonder stroom ga je geen kant meer uit. Misschien lost de NS het nu anders op.

Maar…

Uiteraard duurde het even, de passagiers hoorden allerlei uitwisselingen tussen machinist en conducteur via de intercom, de buitendeuren sisten open, en kort daarop verscheen de hoofdconducteur in de deuropening. Alle weerbare mannen werden naar buiten gesommeerd. We moesten helpen duwen…

Ik moet zeggen: als je met genoeg mensen bent is zo’n trein duwen niet eens zwaarder dan het duwen van een auto met startproblemen. De brug óp was iets te zwaar, maar bij de trein terugduwen hielp de zwaartekracht een handje. Na zo’n twintig, dertig meter duwen had de stroomafnemer weer contact.

We mochten weer instappen vanaf het ballastbed. De machinist reed nog een stukje verder terug, we maakten vaart in de goede richting en de trein ging probleemloos over het stroomloze bruggetje verder naar de Friese hoofdstad, waar we met een kleine vertraging arriveerden. We mochten er eigenlijk niets over vertellen, waarschuwde de hoofdconducteur. Ik gok er op dat het incident inmiddels wel verjaard zal zijn.

Het blijft één van mijn bijzonderste ervaringen met de NS. Dat dan weer wel.

Share

Alle eenden het land uit

U wist het misschien niet, maar het grootste gevaar dat onze samenleving bedreigt, wordt gevormd door eenden. Althans als we twitteraar “optyfen met eenden” (SayNo2Ducks) mogen geloven. Ze komen met miljoenen over onze grens gewaggeld om zich hier tegoed te doen aan óns water, lucht, kroos, ijsjes, mozzarellabolletjes en dergelijke. Eenden zijn agressief en gevaarlijk.

Het twitteraccount geeft prangende voorbeelden. Met foto’s zoals op kinderkaarten, met een geel eendje en een hondepup. Maar die plaatjes hebben we altijd verkeerd begrepen. De hondepup is namelijk verlamd door de giftige beet van de agressieve eend, en zal weldra het loodje leggen. De eend is de plaag van hardwerkende en nobele Nederlandse vogels waaronder de reiger en de fuut. Het account wordt verder gevuld met strips waarmee het diabolisch karakter van eenden wordt verduidelijkt, rammelende rijmen over kwaadaardige eenden, schetsen voor eendenvallen en dergelijke. Leestekens ontbreken. De Nederlandse vlag is het rood-wit-blauw van een ander land.

De satire ligt er met scheppen bovenop en voor de twitteraars: ik mag graag meedoen en nee, ik weet niet wie er achter zit en ik ben het zéker niet zelf.

Maar het eendkritisch idioom is niet zo erg moeilijk: het immense eendengevaar dat ons mooie Nederland bedreigt maar waar je niks over mag zeggen… En de media kijken ook weg van de eendenoverlast, het agressieve gekwaak en de vernielingen door eenden… Ik herken mijn land niet meer terug door al die eenden…

Inmiddels is er een tweede eenden-account actief: eendenzijngoed. Het tegenovergestelde van het anti-eenden account. Onder het motto ‘liefde schrijf je met EEN D’ worden de goede en dappere daden van eenden opgehemeld en wordt gevraagd lief te zijn voor eenden.

En er vindt interactie plaats met volgers. Een 17e-eeuws schilderij met een eend is verderfelijke eendenpropaganda. Eendkritische opmerkingen worden vrijwel zeker gefinancierd door vreemde mogendheden. De standpunten zijn onwrikbaar en behoorlijk gepolariseerd. Eendenknuffelaars worden weggezet als, eh, smerige eendenknuffelaars, SayNo2Ducks wordt door zijn volgers geprezen voor wat hij voor ons mooie land doet in zijn nimmer aflatende strijd. Maar het is volstrekt niet duidelijk hoe hij de eendenoverlast in praktische zin bestrijdt of hoe dat dan gedaan zou moeten worden. “Gewoon optyfen” roepen, dat is wel genoeg. De onderbouwing van alle beweringen over eenden is, zacht gezegd, zwak. Kortom: plezier op Twitter; de pro- en anti-eendenaccounts blijven altijd strak in hun rol en volgers lachen wat af.

Toch is er een wat wrange bijsmaak. Het blijkt verdomd gemakkelijk om bizar nepnieuws over eenden te maken, om eendenfoto’s een volstrekt andere, negatieve lading te geven en om deze onschuldige watervogels als naargeestige, inhalige en onwelkome infiltranten binnen onze landgrenzen te framen en de meest ongelooflijke negatieve eigenschappen toe te dichten. “Eenden bijten je halsslagader door.” Gelukkig gelooft niemand dat écht, en eenden zijn onkundig van wat er op Twitter rondgaat.

De pret, de satire en de kilo’s zout ten spijt – de woordenstrijd om eenden op Twitter heeft wél een inspiratiebron in de werkelijke wereld. Daarbij gaat het om mensen. En vanuit dat opzicht baart de strijd tegen eenden me eigenlijk grote zorgen.

Share

Een broodje aap uit de 16e eeuw…

De Itinerario van Jan Huygen van Linschoten was in de 16e eeuw een rijke bron van informatie voor zeevarenden en ondernemende handelsgeesten. Het boek uit 1596 beschrijft de route naar de Oost, de landen en volken, en welke handelswaar er voorhanden was. Vandaag is het vooral een bron van informatie voor historici.
Ook de argeloze hedendaagse lezer kan er veel leuks in vinden. Ik blogde daar al eerder over. In de beschrijving van de olifant in dit boek (pagina 69), immers voor menig 16e-eeuwer een heel curieus beest, vinden we een passage die we vrijwel zeker kunnen betitelen als een broodje aap. Ik laat de hertaling hier volgen.

In Goa probeerde een olifant een grote en zware fust (scheepstype) uit het water op het land te schuiven. Maar de fust was zó zwaar, dat het hem niet in zijn eentje lukte. Er moest dus een andere olifant bijgehaald worden. De bazen van de olifant scholden hem uit en zeiden dat hij een futloze slappeling was. “Doordat we een andere olifant om hulp moesten halen heb je jezelf voor altijd te schande gemaakt!” zeiden ze. De olifant werd daar zo wanhopig van dat hij de hulp resoluut terzijde schoof en het in zijn eentje opnieuw probeerde, met zó’n uitzinnige inspanning en zó ver boven zijn macht, dat hij uit elkaar barstte en dood bleef liggen.

Share

Gruwel op wielen

U kent ze wel. Een soort janplezier. Een aantal open wagentjes met bankjes er in. Met een trekkend voertuig ervoor, dat in de verte doet denken aan een bar slechte karikatuur van een stoomlocomotiefje. Toeristen worden er overal ter wereld mee langs bezienswaardigheden gereden.

Ik heb gemengde gevoelen bij dergelijke toeristische voertuigjes.

Ze zijn geen kandidaat voor de originaliteitsprijs – al is dat ook het ergste niet. Maar die locomotiefjes! Vaak wordt het zicht van de bestuurder op het overige verkeer in belangrijke mate gehinderd door een schoorsteentje dat geen enkele functie heeft. Sommige exemplaren zijn voorzien van een elektronisch tsjoek-tsjoekgeluid en elektronische stoomfluit, mogelijk om de malle vorm van de trekker enige kracht bij te zetten.

Ondanks de halfslachtige pogingen van de ontwerper heeft zo’n ding namelijk net zo veel overeenkomsten met een stoomlocomotief als een aardappel met een aardbei.

Dát zou allemaal nog zo erg niet zijn. Maar, let er maar eens op, als u op reis zo’n treintje tegenkomt. Er lijkt wereldwijd maar één bestuurder te zijn voor al die treintjes. Een gemelijke man van onbestemde leeftijd. Hij bestuurt de combinatie met vaardige hand, daar niet van, maar kijkt alsof hij óveral ter wereld liever zou zijn dan op de bok van zo’n toeristentreintje. Maar uitgerekend híj moet het ding besturen. Zo heeft het lot beslist.

De passagiers kijken trouwens ook zelden blij.

Het werd het mooist verbeeld in de klassieke reclamespot waarin wijlen Gerrit Komrij in de toeristenplaats Salou heeft plaatsgenomen in zo’n rijdende toeristenattractie. Volstrekt ontheemd ondergaat hij het gebodene.

Een gruwel op wielen. Nee, mij krijg je er niet in.

[Terzijde: de fotocollectie biedt inmiddels wel een mooi overzicht van onze vakantiebestemmingen door de jaren heen…]

Share

Sardinië

Nuraghe Su Nuraxi, Sardinië

Wij wisten het niet tevoren, maar in Sardinië struikel je zowat over de monumenten uit de bronstijd. De Nuraghencultuur, van ca 1900 tot 730 BCE heeft zijn sporen in het landschap achtergelaten. Met name in de vorm van Nuraghen, torens van gestapelde stenen. Metersdikke muren, de resterende hoogte van de ruïnes vaak nog vele meters. Er zijn er zo’n 3000 nog duidelijk zichtbaar in het landschap aanwezig; er zijn resten van zo’n 7.000 stuks bekend. Daarnaast zijn er heiligdommen, veelal in de vorm van ondergrondse bronnen. De Nuraghiërs hadden een watercultus. In de musea zijn bronzen en andere beeldjes van de Nuraghiërs te vinden. Bepaald geen primitieve kunst. Maar geschreven historische bronnen ontbreken.

De grootste Nuraghe, bij het dorp Barumini, bestaat uit een imposante hoofdtoren, vier zijtorens, een ringmuur met zeven bastions en fundamenten van een dorp. Een bezoek aan Sardinië is niet compleet zonder dit monument, Su Nuraxi, te bezichtigen.

Dit complex uit de bronstijd is onderzocht sinds 1951. De meeste Nuraghen, althans de imposante ruïnes, zijn amper te missen, maar tot de jaren 30 van de vorige eeuw was er van dít monument niets te zien. Een heuvel met bomen, stenen en gras, zoals er in dit landschap zo veel zijn. Niks bijzonders. Alleen in de naam van het heuveltje kwam een woord voor dat gebruikt wordt voor de verdedigingstorens van de Nuraghiërs.

Professor Giovanni Liliu startte op basis van deze naam een opgraving op de plaats van de onbeduidende heuvel. En legde vervolgens in de jaren ’50 het grootste bronstijd-complex van Sardinië bloot. In een naburig bezoekerscentrum zijn foto’s van de opgraving te zien, er zijn bezittingen van de professor tentoongesteld, waaronder de Rolleiflex waarmee hij de opgraving vastlegde.

Het bronstijd-complex bij Barumini is nu werelderfgoed. Voor professor Liliu moet de ontdekking van het complex de uitkomst van een jongensdroom zijn geweest.

Meer foto’s van onze reis naar Sardinië: klik hier!

Share

Sint Thomas

Lees eens wat ánders, mensen. Nee echt. Zoals het boek “Itinerario” van Jan Huygen van Linschoten. In een notendop: Jan Huygen woonde van 1579-1589 in India. In zijn boek beschrijft hij de landen en volkeren van Oost-Azië, en vooral: de reisroute. De informatie ontleende hij aan Portugese bronnen. Met deze informatie konden Nederlanders ook de reis naar de Oost ondernemen en daarmee schiep Jan Huygen een belangrijke voorwaarde voor de oprichting en het succes van de Verenigde Oostindische Compagnie.

Uiteraard zijn de beschrijvingen van de landen, plaatsen, volken en gebruiken in onze hedendaagse ogen soms bizar. Je krijgt ook een goed beeld van wáár je de beste specerijen, textiel en andere handelswaar kunt verkrijgen. Je moet een beetje door de 16e-eeuwse kriebelletters en het archaïsch taalgebruik ploeteren, maar soms vind je een pareltje.

Zoals het verhaal van Sint Thomas. Ik laat het hieronder volgen, voor het leesgemak geredigeerd en ‘vertaald’ naar hedendaags Nederlands. In het boek zelf opent hoofdstuk 15 er mee, op pagina 19-20. Het origineel is gratis te lezen op Google Books.


“Hoofdstuk 15: Van de kust van Coromandel en het koninkrijk Narsinga, of Bisnagar.

De kust van Coromandel begint op de hoek van Negapatan, en strekt zich uit naar het noordoosten tot de plaats Musulepatan. Tussen deze twee plaatsen ligt een plek die Sint Thomas wordt genoemd. In deze plaats en in Negapatan wonen Portugezen. Ze hebben hier langs de hele kust hun handelsposten. Sint Thomas was in vroeger tijden een zeer vermaarde en rijke koopstad, die Meliapor heette. Het was de hoofdstad van het koninkrijk Narsinga. Waarom heet deze plaats Sint Thomas? De Indiërs vertellen dat in de tijd dat de apostelen over de wereld uitzwierven om het evangelie te preken aan alle naties op aarde, dat de apostel Sint Thomas naar het koninkrijk Narsinga kwam, nadat hij grote delen van India was doorgetrokken. Hij predikte het woord van onze Here en zaligmaker Jezus Christus aan de Indiërs en de ongelovigen. Maar erg veel leverde dat niet op. Van de mensen die de apostel tot het geloof bekeerde zijn er nog steeds veel. De Portugezen troffen ze hier aan toen ze het land ontdekten. Ze hielden hun godsdienstoefening op een manier die lijkt op de Grieks-orthodoxe wijze, in het Chaldeeuws. Ze willen zich in geloofszaken niet mengen met de Portugezen.

Men zegt dat de apostel Thomas lange tijd predikte in het koninkrijk Narsinga, maar zonder veel succes. De Brahmanen, de geestelijken van de pagodes, met hun valse en duivelse afgoden, deden alles om Sint Thomas tegen te werken.

Zo gebeurde het dat Sint Thomas aan de koning toestemming vroeg om een kapelletje te bouwen om zijn gebeden te kunnen zeggen en het volk te kunnen onderwijzen. Dat werd hem geweigerd, door de invloed van de Brahmanen en andere tovenaars waar ze in vertrouwen.

Toen heeft God er voor gezorgd dat er een grote boom vast kwam te zitten in de monding van de rivier van de stad Meliapor, zodat er geen enkel schip meer in of uit kon. Daardoor leed de koning grote schade, de handel kwam geheel tot stilstand. De koning probeerde met alle middelen om de boom weg te laten halen. Driehonderd olifanten probeerden de boom eruit te trekken, maar tevergeefs. De koning zag dat hij het obstakel op geen enkele manier kon weghalen. Ook zijn Brahmanen en tovenaars wisten hem, met al hun bezweringen, geen enkele goede raad te geven. De koning was erg bedroefd en loofde een grote beloning uit voor degene die het wél zou lukken de boom weg te halen.

Toen ging de apostel Sint Thomas naar de koning, en zei hem dat hij het wel alléén wilde proberen. Hij hoefde er niets voor te hebben – hij wilde alleen het hout van de boom, om een kapelletje van te bouwen. De koning en zijn Brahmanen bespotten hem en lachten hem uit. Maar Sint Thomas nam zijn gordel en bond die aan de boom, waarna hij deze zonder enige inspanning uit het water trok, tot grote verwondering van alle toeschouwers. Vooral de koning was verbaasd; en hij stond Sint Thomas onmiddellijk toe het kapelletje te bouwen van het hout van de boom. Door dit mirakel werden velen gedoopt en namen het Christelijk geloof aan.

De Brahmanen verloren zo veel gezag bij het volk. Ze waren erg jaloers op Sint Thomas en ze probeerden hem met een list om te brengen. De apostel werd van achter neergestoken toen hij op zijn knieën in zijn kapelletje in gebed was.

Dit verhaal is in veel kerken in Indië afgebeeld. En om mensen te herinneren aan deze schanddaad, zo zegt men, zijn de nakomelingen van degenen die hem gedood hebben vervloekt. Ze worden geboren met één onderbeen dat zo dik is als dat van een olifant. Het andere been en het lijf zien er gewoon uit. Ik heb ze veel gezien, zowel mannen als vrouwen, want er zijn hele families en dorpen van.”


Het is natuurlijk een prachtig verhaal; veel te mooi om waar te zijn. Maar tot op de huidige dag is er in Madras een kerk gewijd aan Sint Thomas. Hij ligt er begraven en men bewaart ook de spies waarmee hij volgens de overlevering werd doorstoken. Op het nabijgelegen St Thomas Mount staat een kapel, de plaats waar de heilige aan zijn einde zou zijn gekomen. De Thomaschristenen blijken nog steeds een kerkelijke stroming te zijn.

Ja mensen, lees eens wat anders…

Share